Instroom
Om aan de groeiende behoefte naar technisch geschoold personeel te kunnen voldoen zal de keuze voor een technische opleiding vaker moeten worden gemaakt.
Pieter Moerman - © PTvT
Op 15 maart 2023 vonden de Provinciale Statenverkiezingen plaats. Naast de aandacht die uitgaat naar ruimtelijke vraagstukken als stikstof, energie en woningbouw, vraagt Pieter Moerman (directeur PTvT) aandacht voor economie, onderwijs en arbeidsmarkt. Ook op die beleidsonderdelen heeft de provincie een belangrijke taak te vervullen. Maar dat doet ze niet alleen: de overheid kan niet zonder ondernemers en onderwijs betoogde hij al in een opiniestuk in Binnenlands Bestuur.
In dit artikel gaat Moerman in op de kracht van publiek-private samenwerking: ‘Het wiel is er, nu moeten we het laten rollen.’ Daarnaast hebben we drie belanghebbenden uit het veld gevraagd te reflecteren op zijn uitspraken.
Stellingname
De arbeidsmarkt is stuk is de boude stelling die Pieter Moerman in Binnenlands Bestuur poneert. Hij licht die toe. ‘Door ontgroening en vergrijzing zijn er relatief minder mensen beschikbaar voor de arbeidsmarkt. De verhouding tussen gepensioneerden en werkenden was 1:5, is nu ongeveer 1:3 of zelfs 1:2 – verschillende cijfers circuleren. De vraag naar arbeid neemt juist toe. Er zijn veel vakmensen nodig voor de grote maatschappelijke transities. Die combinatie van uitdagingen kunnen we op twee punten aanpakken: werkgevers moeten fundamenteel veranderen en de instroom in, met name, technische studies moet omhoog. Werkgevers zoeken nog te vaak een schaap met vijf poten. Ze zouden zich meer moeten inspannen om werk nog aantrekkelijker te maken. Voor een nieuwe generatie medewerkers zijn de mogelijkheden om in deeltijd of op afstand te werken bijvoorbeeld belangrijk. Bedrijven in de technische sector zijn vaak nog te traditioneel – al komt dit natuurlijk deels door de aard van het werk. Een zonnepaneel kun je simpelweg niet op afstand installeren. De andere maatregel is het verhogen van de instroom van technische studies, door de maatschappelijke impact en het perspectief dat een baan in de techniek geeft te benadrukken.’
Toekomst
Moerman mist het maatschappelijke debat over de toekomst van de arbeidsmarkt. ‘Het is simpel: als er minder mensen beschikbaar zijn om banen te vervullen, krijg je concurrentie. Je kunt investeren in de aantrekkingskracht van een vak of sector. Maar dan nog zijn er te weinig mensen om al het werk te verrichten. Dan moet je dus de discussie voeren over de vraag welke banen wil je dat ze wel en niet doen? Hebben we nog een nieuwe aanbieder van boodschappen- of maaltijdbezorging nodig? Dat is een belangrijk debat dat regionaal wel wordt gevoerd, zeker buiten de Randstad, maar op landelijk niveau veel minder.’
Aanhaken
Publiek-private samenwerking is cruciaal voor een gezonde arbeidsmarkt stelt Moerman. ‘Niemand kan het alleen. Samenwerking tussen bedrijven en scholen was er altijd al, maar die was vaak oppervlakkig en incidenteel. Nu zie ik in veel regio’s structurele samenwerking.’ Vanaf september worden 15 publiek-private samenwerkingsverbanden opgeschaald, onder meer met een bijdrage uit het Nationaal Groeifonds. ‘Die samenwerkingsverbanden hebben hun eigen ecosysteem en regionale speerpunten: van slimme industrie in de Drechtsteden, de Achterhoek en Twente tot groene chemie in Zuid-Limburg en de transitie van de gezondheidszorg in Drenthe en Groningen. Ze hebben één gemene deler: het zijn succesvolle voorbeelden van eendrachtige, gebundelde en gefocuste publiek-private samenwerking.’ Hoe begin je als individueel bedrijf of school met samenwerken? ‘Haak aan! Ieder regionaal netwerk heeft een business developer, een aanjager of een talentmakelaar. Ze heten anders, maar doen hetzelfde: mensen verbinden. Samenwerking begint laagdrempelig, klein en praktisch. Als je elkaar eenmaal weet te vinden kun je de samenwerking uitbouwen. Ook succesverhalen als Brainport zijn klein begonnen. Het belangrijkste: het gebeurt, dus het kan!’
Bundelen
Als de samenwerking eenmaal is gevonden is opschalen en bundelen het devies, stelt Moerman. ‘Er zijn eerder te veel dan te weinig samenwerkingsinitiatieven. Rondom het thema digitalisering kent alleen al de provincie Groningen 80 initiatieven. Dat is mooi − het thema leeft − maar ook bizar. Een van de belangrijkste opbrengsten van samenwerking is krachtenbundeling, van 80 terug naar 8. Of om het in een mooie metafoor te gieten: van 1000 bloemen laten groeien, naar gericht snoeien.’ Voor Moerman betekent krachtenbundeling een grotere rol voor de provincie, een oproep die hij graag doet aan aanstaande Statenleden en gedeputeerden: ‘Onderwijs en Arbeidsmarkt zijn cruciaal voor het vestigingsklimaat, dat zou voldoende urgentie moeten zijn voor provincies, zeker in krimpgebieden, om ermee aan de slag te gaan.’
Reflectie van Marjolein ten Hoonte, Directeur Arbeidsmarkt Randstad Groep Nederland:
‘Ik denk niet dat de arbeidsmarkt stuk is. Ik denk wel dat het in een aantal sectoren onvoldoende is gelukt om te voldoen aan de wensen van werknemers. We komen uit een tijd van overvloed, er was genoeg talent om alle vacatures te vervullen, dat is veranderd. Sectoren concurreren met elkaar om de gunsten van schaarser talent. We kijken nog veel te weinig naar het onbenutte potentieel. Denk aan mensen met een beperking, mensen die meer uren willen werken of iemand die vrijkomt bij een faillissement. Ook moeten we een carrièreswitch makkelijker maken. Vaak moet dat naast een baan in de avonduren omdat er geen opleidingsvergoeding beschikbaar is. Het systeem is sleets. We werken met verouderde systemen en contractvormen die onvoldoende aansluiten op de manier hoe mensen hun leven hebben georganiseerd.’ Ook Ten Hoonte gelooft in de waarde van, hoe zij het liever noemt, privaat-publieke samenwerking. ‘Samenwerking werkt goed op regionaal of provinciaal niveau; daar ken je elkaar en heb je korte lijnen.’ Ook zij doet een oproep aan aankomend Statenleden: ‘maak een service van onderwijs, zet de mens centraal en niet het systeem. De oplossing voor iemand die een andere carrière nastreeft is niet; wacht tot september voordat je aan een vierjarige opleiding mag beginnen. Het systeem moet de mens dienen en niet andersom.’
Reflectie van Eddy van Hijum, gedeputeerde van de provincie Overijssel:
De arbeidsmarkt is niet in evenwicht. Maar het marktmechanisme op de arbeidsmarkt faalt volgens Eddy van Hijum niet. ‘Als er disbalans is in vraag en aanbod, dan stijgt de prijs. Dat leert de economische theorie en dat zie ik in de praktijk. De prijs van arbeid stijgt en werkgevers worden creatiever. De gevoelde urgentie is groot, bij bedrijven én bij de overheid, maar er wordt niet altijd vaartgemaakt met het implementeren van oplossingen. Als het gaat om de balans tussen flexibiliteit en zekerheid op de arbeidsmarkt wordt er al heel lang om de hete brij heen gedraaid. Het eindrapport van de commissie Borstlap was helder, maar dat is nu alweer drie jaar geleden. Daar hoor je niets meer over. Ondertussen blijft de tweedeling tussen vast en flex in stand. Een taak van de provincie is zorgen voor een aantrekkelijk vestigings- en ondernemingsklimaat. Dat doen we al sinds 2010, samen met onderwijs en ondernemers. De regionale economie wordt niet door de overheid gemaakt maar door bedrijven, kennisinstellingen en zeker niet in de laatste plaats door werkenden zelf, ik vind dat de overheid vooral dienstbaar moet zijn. Voor de provincie Overijssel is mobiliteit op de arbeidsmarkt een belangrijk thema. Daar zit ook een belangrijke samenwerking met gemeenten, zij zijn immers van het sociaal domein. Ondanks de krapte is er nog steeds een relatief grote arbeidsreserve. Denk aan oudere werklozen, mensen met een beperking of statushouders.’
Reflectie van Robert Strijk, gedeputeerde van de provincie Utrecht:
‘Of de arbeidsmarkt stuk is of niet laat ik even in het midden. Volgens mij is de huidige arbeidsmarkt onvoldoende in staat zich aan te passen aan de ontwikkelsnelheid van de samenleving en de beroepsbevolking. Met verschillende interventies kunnen we daar wat aan doen. Soms zitten die in wet- en regelgeving maar ook culturele aspecten spelen een rol. Werkenden moeten langer door werken, zich blijven ontwikkelen of meer uren maken. Om ze daartoe te verleiden is een cultuurverandering nodig, niet iedereen zit daarop te wachten. Ik zie het als een taak voor de provincie om partijen bij elkaar te brengen: van gemeenten tot UWV, van vmbo tot universiteit en van privaatonderwijs tot bedrijven. Dat werkt het beste op regionale schaal, de arbeidsmarkt in Groningen is nu eenmaal anders dan die in Zeeland. In de regio worden de nieuwe spelregels in de wereld van werk bedacht en deels al toegepast. Publiek-private samenwerking is cruciaal als het gaat om onderwijs-arbeidsmarktbeleid. Alle opgaven beginnen met het zoeken, vinden, inzetten en opleiden van de juiste mensen. Waar wij ons in Utrecht hard voor maken bij het Rijk is meer experimenteerruimte. Denk aan Regionale OntwikkelingsMaatschappijen (ROMs) voor talent. In Utrecht hebben we bijvoorbeeld ‘Maak Je Stap’. Doel daarvan is een carrièreswitch makkelijker maken. Door alles waar je bij zo’n switch tegenaan loopt te bundelen en met één groot fonds te bekostigen, kun je werkenden ontzorgen. We hebben al ROMs rondom innovatie. Niemand twijfelt aan de meerwaarde daarvan. Rondom talent zou dat volgens mij ook veel opleveren.’