Instroom
Om aan de groeiende behoefte naar technisch geschoold personeel te kunnen voldoen zal de keuze voor een technische opleiding vaker moeten worden gemaakt.
Het verhogen van de instroom van technici, in studie en werk was één van de primaire doelen van het Techniekpact bij de start in 2013. Het is cruciaal om die instroom te stimuleren door vroeg te beginnen met het wekken van de interesse in techniek en technologie bij kinderen. Aan het woord zijn Jos Kleiboer, directeur beleid van Koninklijke Metaalunie en Edith Vissers, projectleider van Het Techniek Loket (Sterk Techniekonderwijs in de regio Noordoost-Brabant).
‘Het was, is en blijft een uitdaging om goed opgeleide vakmensen te vinden’, begint Jos Kleiboer directeur beleid van Koninklijke Metaalunie. ‘Aanwas blijft cruciaal. Ik constateer dat dit vooral voor het wo en hbo al heel goed is gelukt, daar stijgt de instroom van techniekstudenten. Mbo en vmbo blijven hierbij helaas nog wat achter. Ik zie twee ontwikkelingen waar vooral de technische opleidingen op vmbo last van hebben: “veralgemenisering” en opwaartse druk.
Opleidingen zijn over de gehele lijn breder geworden om leerlingen en studenten flexibeler te maken en ze meer kansen te bieden op de arbeidsmarkt. Daar komt de opwaartse druk bij, de druk om te gaan voor een zo hoog mogelijk (theoretisch) opleidingsniveau. Die ontwikkelingen sluiten ook aan bij de vraag naar meer hoger geschoolden op de werkvloer. Maar er blijft juist ook behoefte op mbo-niveau en daar zit qua aantallen een groot aandachtspunt. Sterk Techniekonderwijs (STO) is een heel mooie nieuwe impuls voor po en vmbo, maar dat is op veel plekken nog volop in ontwikkeling. Ook het interesseren van meisjes voor techniek blijft een aandachtspunt: er is aandacht en er zijn goede rolmodellen, maar de kleine aantallen opschalen in de richting van de grote aantallen die we nodig hebben, gaat langzaam.’
Edith Vissers © TP
Edith Vissers is programmamanager Sterk Techniekonderwijs in Noordoost-Brabant en zij ziet vanuit de praktijk al wel de nodige verworvenheden van Sterk Techniekonderwijs. ‘In deze regio zijn we dan ook al een tijd lang aan het werk. Al voor de komst van Sterk Techniekonderwijs was er Toptechniek in Bedrijf (TiB). In Noordoost-Brabant liep dat heel goed, maar dit was vooral gericht op de samenwerking tussen vmbo en mbo. Vanuit TiB kwam de wens naar boven om ook jonge kinderen te interesseren voor techniek en technologie. Daar bleek nog wel wat werk aan de winkel. Scholen in het primair onderwijs zagen door de bomen het bos niet; er waren heel veel losse initiatieven. Via Sterk Techniekonderwijs ontzorgen we scholen door een gids te zijn in het aanbod van techniek- en technologieonderwijs. Op lokaal niveau gaan primair en voortgezet onderwijs om de tafel om samen een aantrekkelijk aanbod voor (jonge) leerlingen te creëren. Daarbij is de betrokkenheid van het lokale en regionale technische bedrijfsleven van onschatbare waarde.’
Edith Vissers noemt een aantal voorbeelden van geslaagde projecten in haar regio. ‘Let’s play in Schijndel bijvoorbeeld. Een ruimte waar po-leerlingen ruimte krijgen om te experimenteren met allerlei techniek en technologie: van robots tot drones en VR. Iets vergelijkbaars is er in Waalwijk, maar daar ligt de focus ook op oudere leerlingen in het voortgezet onderwijs. Om het aanbod ook voor leerlingen uit omliggende kleine kernen toegankelijk te maken, is er daar zelfs een bus die langsgaat bij de scholen voor basisonderwijs. De Rabobank heeft die mee bekostigd. Tot slot wil ik STOOOM in Oss noemen. We hebben ook partners die zich richten op het wekken van interesse voor techniek en technologie bij meisjes. Koning Willem I College in het mbo schenkt bijvoorbeeld specifiek aandacht aan de instroom van meisjes en Vanderlande, een groot bedrijf uit de logistieke sector in Veghel, doet mee met Girlsday. Allemaal voorbeelden voor de hele regio. Andere plekken (Uden, Veghel, Zaltbommel en Boxtel) kijken hiernaar en pakken er uit wat voor hen werkt, dat is maatwerk.’
Doe-agenda
Maatwerk is ook voor Kleiboer een belangrijk begrip. ‘De regionale dynamiek is groot, met veel goede voorbeelden in verschillende regio’s. In mijn sector zie ik de High Tech Campus Eindhoven waar binnen het samenwerkingsverband Brainport erg veel gebeurt. Maar ook bij ROC Midden Nederland of de praktijkscholen in Doetinchem, Zwolle en Noord-Holland gebeurt veel. Al die praktische initiatieven zijn voor ons als Koninklijke Metaalunie cruciaal: wij hebben behoefte aan een doe-agenda. Daarom heeft de Industriecoalitie − waar de Koninklijke Metaalunie deel van uitmaakt − ook de actieagenda technologie gelanceerd, om de doelstellingen van het Techniekpact nog praktischer in te vullen.’
Crisis
De coronacrisis zet al die goede ontwikkelingen wel onder druk signaleert Kleiboer. ‘In het beroepsonderwijs gaan theorie en praktijk samen. Praktijkonderwijs is thuis niet of nauwelijks mogelijk. Dat geldt voor een bakker, maar zeker voor de metaalsector. We zien daarnaast door de crisis ook de kwetsbaarheid van ons economisch systeem: medische apparatuur is schaars en moeilijk te maken. Maar dat is wel wat wij doen in onze sector en in de rest van de maakindustrie. Mondkapjes worden gemaakt door technische bedrijven. We kregen als sector al de vraag om 6 miljoen metalen strips voor mondkapjes te leveren, een essentieel onderdeel voor de stevigheid van die mondkapjes. Dat toont maar weer eens aan hoe cruciaal techniek is en blijft voor onze maatschappij.’
Dromen
We zijn nu zo’n 7 jaar bezig met het Techniekpact, waar zijn we over 7 jaar? ‘Mijn droom is dat we in de techniek een goed evenwicht tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt hebben’, vertelt Jos Kleiboer. ‘Daar zijn en waren we goed mee bezig in onze sector. De coronacrisis gooit nu roet in het eten, maar ik vertrouw erop dat we daar goed uitkomen. De maakindustrie – en de metaalsector daarbinnen – is en blijft belangrijk. Het verbinden van techniek en technologie aan maatschappelijk uitdagingen, ook in de energietransitie bijvoorbeeld, blijft cruciaal: we moeten de maatschappelijke relevantie van techniek en technologie goed zichtbaar blijven maken; ook en vooral voor meisjes.’ Hoe ziet projectmanager Vissers de toekomst? ‘Mijn doel is het om vanaf groep 1 basisonderwijs tot het eind van het vmbo doorlopend activiteiten aan te bieden voor scholen en leerlingen. Als de interesse voor techniek en technologie op tijd en doorlopend wordt gewekt is de kans op hogere instroom groter, ook van het aantal meisjes. Dat is overigens wel relatieve groei, want wij hebben te maken met bevolkingskrimp in onze regio. Als we de absolute aantallen op peil houden, doen we het al heel goed.’