30 september 2020

Professionaliseren van hybride werken

'De toename van hybride leeromgevingen, met docenten die constant switchen tussen werk en school, betekent dat er een serieuze aanpak nodig is in de begeleiding van docenten om dit te laten slagen. Er zijn andere vaardigheden nodig om dit goed te laten werken,' aldus Alice Bakker, projectmanager innovatieve opleidingstrajecten in de zorg.

De toename van hybride leeromgevingen, met docenten die constant switchen tussen werk en schoolomgeving, betekent dat er een serieuze aanpak nodig is in de begeleiding van docenten om dit te laten slagen. Er zijn andere vaardigheden nodig om dit goed te laten werken, kortom professionalisering, aldus  Alice Bakker (projectmanager innovatieve opleidingstrajecten in de zorg) Samen met Robbert Gobbens (lector Gezondheid en Welzijn van kwetsbare ouderen), schreef zij in december vorig jaar het artikel ‘De hybride docent: een grensganger’. Daarna is het snel gegaan. ‘De noodzaak dat docenten een professionaliseringsslag moeten gaan maken wordt binnen de zorg nu echt breed gedragen,’ aldus Bakker. ‘De veranderende rol vraagt om constante begeleiding door scholen en zorgorganisaties. De hybride manier van werken vraagt nu eenmaal nieuwe vaardigheden en andere vormen van samenwerken. Ook kennisvergaring en – overdracht verlopen net even anders. Dat dit vanzelf gaat is een illusie, daar is nu oog voor. Binnenkort start in de eerste expertisegroep  daarnaast wordt coaching  in de projecten ingebouwd.’

De hybride docent: een grensganger
Docenten bewegen zich in toenemende mate tussen werkveld en school in zogenoemde hybride leeromgevingen. Echter, deze verandering in de rol van ‘klassieke’ docent naar hybride docent gaat niet vanzelf. Het vraagt aanpassingen in samenwerkings- en didactische vaardigheden en in rollen. In dit artikel worden ervaringen gedeeld, opgedaan in twee en een half jaar implementatie van hybride leeromgevingen, en worden aanbevelingen gedaan aan docenten en organisaties over de begeleiding van docenten. De kernboodschap is: werken in een hybride omgeving is anders werken.

School en werkveld: twee aparte werelden
‘Het gaat heel anders in de praktijk’ is een regelmatig terugkerende uitspraak van studenten in zorgopleidingen. Studenten lijken school en werkveld als twee aparte werelden te beleven. Onderwijs- en zorginstellingen erkennen deze ervaringen en zijn op zoek naar een betere afstemming tussen de beroepspraktijk en het werkveld. De laatste tien jaar is een toenemende aandacht voor hybride leeromgevingen te zien.

Een optimaal ontwikkelde hybride leeromgeving combineert de voordelen van het schoolse leren met het werkplekleren door deze praktijken te verbinden, zonder de kracht van beide omgevingen te verliezen (Zitter et al., 2016). Verschillende modaliteiten van hybride leeromgevingen zijn te onderscheiden, waaronder de integratie van school in werk. Leer- en InnovatieNetwerken (LIN) en ‘Zorg in de wijk in de 21e eeuw’ (Fieldlabs) zijn voorbeelden van de integratie van school in werk.

Een LIN is een krachtige leeromgeving waar hbo-v-studenten in samenwerking met verpleegkundigen, verzorgenden en docenten de zorg van cliënten naar een hoger plan tillen. Dit gebeurt in een continu en cyclisch proces van werken, leren, onderzoek en innoveren.

Fieldlabs is een programma waar zorg, onderwijs, overheid en bedrijven hybride onderwijsconcepten ontwikkelen. Vanuit drie roc’s zijn projecten gestart op zorglocaties waar een tiental docenten werkzaam zijn.

In deze leeromgevingen vergezelt een docent de studenten in het werkveld. We noemen deze docenten hybride docenten: ze zijn werkzaam in zowel de school- als werkomgeving en hebben de rol van verbinder van deze twee praktijken. Een term die hierbij past, is die van grensganger. Een rol die wordt genoemd in de theorie van boundery crossing (grenzen overschrijden). Bakker en Akkerman (2016) geven aan dat grenzen niet hinderlijk zijn, maar juist nodig zijn en leerpotentieel hebben. De uitdaging van een grens die mensen ervaren, maakt dat ze zich inspannen om continuïteit in acties of interactie tussen praktijken te waarborgen of te herstellen. Grensgangers zijn personen die daadwerkelijk deelnemen aan verschillende praktijken en elementen van de ene praktijk in de andere brengen. Tot nu toe is voor deze veranderende rol voor deze docenten betrekkelijk weinig aandacht. Ook is over de ervaringen van docenten in deze rol nog weinig bekend (Zitter et al., 2016).

Het doel van dit artikel is het delen van ervaringen die zijn opgedaan bij de LIN’s en Fieldlabs. De genoemde ervaringen zijn divers en verschillen per docent en werkomgeving. Dit artikel is tot stand gekomen met behulp van interviews met docenten. Het heeft voldoende stof tot nadenken gegeven om de rol van de hybride docent nader te bestuderen en aandacht te vragen voor de nieuwe situatie waar de docent in terechtkomt en te komen tot conclusies en aanbevelingen.

De veranderende rol van de docent wordt toegelicht, de ervaringen van docenten zijn weergegeven en samengevat in ervaren spanningsvelden. De aanbevelingen zijn geformuleerd voor de individuele docent en betrokken organisaties en ondersteunen het standpunt dat een gedegen implementatie bijdraagt aan een succesvol leertraject.

De veranderende rol van een hybride docent
Het verbinden staat centraal als een docent zich beweegt in een omgeving waar leren en werken tegelijkertijd plaatsvinden. De hybride docent verbindt de praktijkervaringen met de theoretische kaders en vertaalt beroepsprocessen naar schoolse leersituaties en vice versa. Het invullen van deze nieuwe rol gaat niet vanzelf. Huisman en anderen (2010) geven aan dat docenten het soms lastig vinden om kennis te beperken tot dat wat relevant is voor de praktijk: ze hebben de neiging om meer informatie te geven dan op dat moment nodig is. Sommige docenten hebben meer inzicht nodig in de manier waarop het beroep wordt uitgevoerd; zij moeten immers studenten leren de link tussen het werk en de kennis te zien. Docenten die de theoretische beroepskennis zodanig paraat hebben dat deze direct gekoppeld kan worden aan ervaringen, kunnen studenten beter ondersteunen in het integreren van werk- en theorieperspectief (Bakker & Akkerman, 2014).    

Ervaringen van hybride docenten
Er zijn docenten die deze nieuwe rol goed afgaat, maar in de praktijk ontstaan nog regelmatig knelpunten in de uitvoering. Er is gesproken met acht docenten die werkzaam zijn in Fieldlabs en LIN’s in de rol van hybride docent. Hun ervaringen zijn geordend in drie thema’s die aangeven welke spanningsvelden worden ervaren: een professioneel spanningsveld, een didactisch spanningsveld en een spanningsveld voor de beroepsuitoefening. Hierna worden deze drie spanningsvelden besproken, voorzien van citaten uit de interviews.

Professioneel spanningsveld
De docenten die aan de slag gaan in een leeromgeving waar de beroepspraktijk nabij is, zijn aanvankelijk enthousiast. Zij zien het als een mogelijkheid om onderwijs anders vorm te geven. ‘Ik ben eigenlijk alleen maar enthousiast. Ik vind het leuk om te doen, het daagt mij uit, het brengt het onderwijs verder’, aldus een van de docenten.

Het aanvankelijk enthousiasme wordt vaak getemperd, docenten missen contact met collega’s of moeten wennen aan een andere werkcontext. De samenwerking tussen school en werkveld is niet vanzelfsprekend, meestal omdat beide partijen elkaars taal (nog) niet spreken en een andere werkcultuur kennen. Twee docenten omschreven dat als een eenzaam gevoel, en hadden tijd nodig om de relatie met opleiders in het werkveld op te bouwen, rollen te verdelen en van daaruit hun werkzaamheden vorm te geven. ‘Het is fijn om een maatje te hebben die je kent, want anders moet je ook nog aan elkaar en de werkwijze wennen. Je wilt soepel samenwerken en elkaar helpen’, gaf een van de docenten aan.

De docent die werkzaam is in een LIN, een lecturer practitioner genoemd, verwoordde de kwaliteiten waarover een hybride docent moet beschikken als volgt: ‘Wees nieuwsgierig: de deskundigheid van het vak is op de werkvloer, vraag naar redenen voor gedrag en oordeel niet. Durf aan te geven dat je niet alle kennis bezit. Gedraag je respectvol: je bent werkzaam op de werkplek van een ander, gedraag je als gast en respecteer normen en waarden van de betreffende werkomgeving. Spreek daarbij de taal van het werkveld.’ De ervaring leert dat betrokkenen er gaandeweg achter komen hoe beide expertises elkaar aanvullen.

Facilitering vanuit de organisaties is eveneens van invloed op de tevredenheid van de docenten. Tijdig overleg over communicatiestroom, accommodatie en leermiddelen is van belang. ‘De te late en niet-transparante communicatie. Dat heb ik aangekaart en daarop volgden diverse acties. Ook vind ik de administratieve procedures dubbel en onnodig’, verwoordt een van de docenten. ‘De leeromgeving bestaat niet meer uit een klaslokaal met bijbehorende faciliteiten. Ook een werkomgeving is niet altijd geschikt voor reflectiemomenten of kennisoverdracht’, was de mening van een andere docent.

Didactisch spanningsveld
Een andere uitdaging van de hybride leeromgeving voor een docent is dat studenten leren ‘van de handen naar het hoofd’. Vanuit het geheel (de werksituaties) wordt gewerkt aan de delen (theorie), terwijl de docent in een klassieke leeromgeving het andersom gewend is: vanuit de delen (schoolvakken) wordt toegewerkt naar het geheel. De leerlijn is meer fluïde en wordt bepaald door werksituatie en leervragen van de student. ‘Studenten komen met leervragen die je niet altijd kan voorzien; dit vraagt om flexibiliteit en creativiteit’, aldus de lecturer practitioner. Een andere docent vond dat studenten met te weinig leervragen kwamen, had daar geen passend antwoord op en beëindigde de bijeenkomst. Het handelingsrepertoire van de docent dient te worden aangepast om te kunnen anticiperen.

Spanningsveld voor de beroepsuitoefening
De docentenpopulatie in het beroepsonderwijs is divers. Een deel van de docenten geeft les nadat zij eerst in de beroepspraktijk hebben gewerkt en vinden hun legitimatie voor de invulling van hun beroep als docent als beroepsexpert. De docenten worden gemotiveerd door de effecten op de cliënt: ‘Ik ben enthousiast over de reacties van de cliënten, wat we echt voor ze kunnen betekenen. Er is eenzaamheid in de wijk. Ik zie hun vreugde bij onze komst en ons werk.’

Docenten die alleen worden gemotiveerd doordat ze worden aangesproken op hun rol van beroepsexpert zijn niet geschikt als hybride docent. In deze positie wordt meer een beroep gedaan op de didactische en pedagogische vaardigheden. Een docent die werkzaam is in een van de Fieldlabs gaf in een evaluatiegesprek aan: ‘Ik vervul nu een aantal rollen: studentencoach, kennisoverdrager, trainer (skills), mentor, procesbegeleider, sparringpartner, onderwijsontwikkelaar, ontwerper, organisator en spin in het web.’

Conclusie
Aan de hand van de ervaringen kan worden geconcludeerd dat de hybride docent, door het deelnemen aan verschillende werkomgevingen samenwerkt met andere collega’s en in een andere leeromgeving zijn vak uitoefent, zich moet aanpassen en een leer- en ontwikkeltraject nodig heeft. De betrokken scholen en praktijkorganisaties dienen zich te realiseren dat dit inspanningen vraagt van de individuele docent en van de organisaties; zij moeten goede randvoorwaarden creëren. Om de ontwikkeling naar meer hybride docenten te ondersteunen, volgen aanbevelingen voor de docent en betrokken organisaties.

Aanbevelingen voor docenten
Wees een grensganger. De hybride docent neemt deel aan beide praktijken (school- en werkpraktijk) en moet zich kunnen bewegen tussen die twee werelden. ‘Zij moeten gemakkelijk kunnen schakelen tussen de verschillende manieren van communiceren. Dat vereist sociale vaardigheden. Grensgangers zijn onderhevig aan verschillende regels en hebben meerdere verantwoordelijkheden die elkaar soms bijten’ (Bakker & Akkerman, 2016, p. 15).

Gebruik een breder handelingsrepertoire. Schaap en De Bruijn (2016, H. 10) wijzen er op dat een docent een student kan helpen verbindingen te zoeken en kennis uit beide contexten te integreren. De student en docent hebben beiden een actieve rol, kunnen afwisselen in het initiatief nemen en het leerproces reguleren. Docenten passen hun begeleiding aan op kenmerken, leerstrategieën en motivatie van de student en aan de aard van de beroepspraktijk. Voorbeelden van vaardigheden die moeten worden versterkt in het handelingsrepertoire zijn: gespreks- en coachingsvaardigheden gericht op ophalen van leervragen bij studenten, kunnen aansluiten bij vraagstukken uit de beroepspraktijk van individuele studenten en hen bronnen kunnen aanreiken om deze te plaatsen in een theoretisch kader. Bovendien moeten zij vakdisciplinekennis of beroepsdomeinkennis kunnen overdragen aan studenten en kunnen structureren volgens de principes van de beroepspraktijk. Concreet voorbeeld: het leren wassen volgens theoretische principes verloopt anders dan het wassen in de praktijk, waar deze handeling verschilt per cliënt.

Word een didactische beroepsexpert. De ontwikkeling van beroepsexpert naar pedagogisch en didactisch expert is van belang om de nieuwe rol te kunnen vervullen. De norm is dat voldoende beroepskennis aanwezig moet zijn om studenten praktijkervaringen te laten combineren met theoretische kennis. Docenten met recente beroepservaring hebben daarbij een voordeel. Aalsma en Van Alten (2016, p. 135) geven aan dat docenten over een aantal minimale kwalificaties moeten beschikken, zoals: weten hoe de dagelijkse beroepspraktijk in elkaar steekt, waar de leersituaties zitten, wat de thema’s en onderliggende professionele dilemma’s zijn en wat dat vraagt aan theoretische ondersteuning vanuit de vakdisciplines die bij het beroep horen. Zij dienen studenten te faciliteren in de reflectie op hun werk op een zodanige manier dat zij het belang ervan ervaren en het reflecteren niet stopt na het behalen van het beroepsdiploma.

Aanbevelingen voor de onderwijs- en praktijkorganisaties
De hybride docent kan pas optimaal functioneren in een veranderde werkcontext indien aandacht is voor de taal en cultuur in die andere werkcontext.

Het advies is om een aantal startbijeenkomsten te organiseren aan het begin van een traject. In deze startbijeenkomsten worden rollen, verantwoordelijkheden en afstemming en zorgen besproken voor een passende onboarding in de nieuwe werkomgeving. De ervaring leert dat een aanlooptijd van zes maanden een reële periode is voordat studenten daadwerkelijk op de werkplek gaan starten.

Naast het aanbieden van een passend begeleidingstraject is voldoende facilitering aan te raden, zoals overlegmomenten met collega’s in het werkveld en collega’s op school, een passende accommodatie en direct beschikbare leermiddelen. Onvoldoende digitale mogelijkheden kunnen door docenten als een onoverkomelijke hindernis worden ervaren.

Indien de school en het werkveld in gezamenlijkheid onderwijs ontwikkelen (bijvoorbeeld in ontwerpteams), dan wordt bijgedragen aan het creëren van draagvlak voor onderwijs in zowel de school als werkomgeving. Een goed curriculumontwerp, waarbij het voor de docent duidelijk is dat theoretische en praktische kennis voldoende aan de orde komt, kan daarbij helpen en voorkomt dat docenten te veel of te weinig aan informatie geven (Huisman et al., 2010).

Tot slot
In dit artikel is op basis van ervaringen inzicht gegeven in de spanningsvelden die hybride docenten ervaren. Het doel is om daarmee aandacht te vragen voor zorgvuldige implementatie van deze nieuwe rol en daarmee te wijzen op de gedeelde verantwoordelijkheid van docent, school en werkveld. De aanbevelingen dragen eraan bij dat docenten hun rol optimaal kunnen vervullen. Met dank aan docenten van LIN en Fieldlabs voor hun inspiratie.

Dit artikel is in december 2019 gepubliceerd in Onderwijs en gezondheidszorg.

Literatuur

>Aalsma, E. & Alten, J. van (2016). De rol van de begeleiders op het snijvlak van school- en beroepspraktijk. In Tussen opleiding en beroepspraktijk, het potentieel van boundary crossing., door A. Bakker, I. Zitter, S. Beauseart & E. de Bruijn (Red.), 135. Assen: Koninklijke van Gorcum.*
>Bakker, A. & Akkerman, S.F. (2014). Leren door boundery crossing tussen school en werk. Pedagogische studien91, 8-23.
>Bakker, A., & Akkerman, S.F. (2016). Het leerpotentieel van grenzen: een theoretische basis. In Tussen opleiding en beroepspraktijk, het potentieel van boundery crossing, door A. Bakker, I. Zitter, S. Beausaert, E. de Bruijn (Red.), 15. Assen: Koninklijke Van Gorcum.*
>Huisman, J., Bruijn, E. de, Baartman. L., Zitter, I. & Aalsma, E. (2010). Leren in hybride leeromgevingen in het beroepsonderwijs Praktijkverkenning, theoretische verdieping. Utrecht: Expertisecentrum Beroepsonderwijs.*
>Schaap, H. & Bruijn, E. de (2016). Het ondersteunen van kennisontwikkeling van studenten in het beroepsonderwijs; het opzoeken en creëren van grenservaringen. In Tussen Opleiding en beroepspraktijk, het potentieel van boundery crossing, door A. >Bakker, I. Zitter, S. Beausart, E. de Bruijn (Red.), 139-154. Assen: Koninklijke van Gorcum.*
>Zitter, I., Hoeve, A. & Bruijn, E. de (2016). A Design Perspective on the School-Work Boundary: A Hybrid Curriculum Model. Vocations and Learning, 9, 111-131.*

Auteurs

  • Alice Bakker RN, MSc, is werkzaam bij ROC van Amsterdam en programmamanager ‘Zorg in de wijk in de 21e eeuw’ (Fieldlabs), een publiek-private samenwerking gericht op onderwijsinnovatie (hybride leeromgeving), zorgtechnologie en wijkgericht werken.
  • Dr. Robbert Gobbens, MSc, is lector Gezondheid en Welzijn van kwetsbare ouderen bij Hogeschool Inholland, Zonnehuisgroep Amstelland en gastprofessor aan Universiteit Antwerpen.
2020.30.09 - Alice Bakker

2020.30.09 - Alice Bakker