2020.13.08 - Ype Bote Bonnema

Foto: Liesbeth Dinnissen

13 augustus 2020

‘Mijn lessen worden goed bezocht, er moet wat te halen zijn’

‘Het lesgeven, ik vind het super.’ Aan het woord is Ype Bote Bonnema. Werkzaam bij Staalbouw Nauta in Heeg en bij het ROC Friese Poort in Sneek. Zowel een echte Fries als een echte hybride docent.

Vier jaar werkt Ype nu als parttime docent Werktuigbouw aan het ROC Friese Poort. Interesse voor het onderwijs heeft hij altijd al gehad. ‘Toen ik een HBO-opleiding wilde gaan volgen was voor mij de vraag, ga ik de techniek in of het onderwijs. Ik heb serieus nagedacht over de PABO. Maar uiteindelijk werd het de techniek en werk ik inmiddels 13 jaar bij Staalbouw Nauta. Bij Nauta doen wij voornamelijk waterwerken en dan het liefst de grote en complexe zaken. Alles wat niet via de de weg vervoerd kan worden, dat doen wij. Persoonlijk vond ik de hefconstructie die we voor de haven van Stein hebben gemaakt een mooie. Als je die ziet dan lijken het alleen maar een paar buizen die aan elkaar zijn gelast. Maar het gaat hier om een hoofdligger van bijna 70 meter lang en met een massa van 120 ton. Door dat gewicht komt er een hoop bij kijken. Hoe je dat gaat produceren, vervoeren en hijsen, daar moeten dan oplossingen voor verzonnen worden. Dat gepuzzel is leuk, en als het dan ook allemaal klopt en lukt geeft dat een kick.’

Gewoon proberen
‘Ik ben altijd wel actief geweest bij sportverenigingen, teams trainen en coachen. Dat ik iets heb met lesgeven is gebleven. Een kennis die zelf lesgaf attendeerde mij op de vacature docent werktuigbouwkunde “Is dat niet iets voor jou?” En ik ben het gewoon gaan proberen en heb gesolliciteerd. Het was een fulltime functie. Het gesprek en de proefles gingen goed. Wel was ik met de voorbereiding drie uur bezig. Fulltime leek opeens niet meer zo’n goed idee. Er was nog een andere kandidaat voor deze baan en de school heeft ons aangeboden de functie te delen. En toen moest ik wel met Nauta in gesprek. Ik had ze vooraf niet geïnformeerd, ik dacht eerst maar eens kijken of het wat voor mij is, en of het wat wordt. Die waren niet zo heel blij. Bij Nauta werken we aan projecten, vaak met een korte doorlooptijd. Dan heb je niets aan iemand die niet hele weken mee kan doen. Zeker niet als tekenaar constructeur. Dat was wel even een dingetje dus. Maar ik heb mazzel gehad want Nauta en het consortium waar toe wij toe behoren (GB Steelgroup) wilde alle QHSE zaken bundelen en wat professioneler aanpakken. Dat speelt een veel grotere rol dan vroeger. Er zijn veel meer procedures waar je aan moet voldoen. Opdrachtgevers willen weten wat je milieuprestaties zijn, en de garantie dat er geen ongelukken plaats vinden op de bouw etc. Vanuit hier is de functie KAM-coördinator ontstaan en dat ben ik gaan doen. Dat is zo’n vier jaar geleden nu. Binnen het bedrijf en consortium (300 medewerkers) ben ik nog steeds de enige die onderwijs en Nauta combineert. Er wordt nu wel anders naar gekeken. In het begin was men een beetje bang dat de school altijd voorrang zou krijgen en daarmee de overhand. En dat het daardoor eenrichtingsverkeer zou worden. Maar het blijkt andersom ook heel waardevol te zijn. Doordat ik de BBL’ers begeleid kom ik bij heel veel andere bedrijven hier in de regio. En dan heb ik mijn ogen natuurlijk niet in mijn broekzak zitten. Dan kijk je hoe doen zij het, en kunnen wij daar als Nauta nog wat van leren. Daarnaast worstelen veel bedrijven met de vraag hoe zij jonge, talentvolle medewerkers binnen kunnen krijgen. Daar hebben wij tot nog toe geen last van. Ik wil absoluut niet zeggen dat dit door mij komt, maar ik hoop wel dat ik daar in grote mate aan bijdraag.’
‘De meeste reacties, als ik vertel wat ik doe, zijn positief. Vaak met “dat lijkt mij ook wel wat.” Maar daar houdt het dan ook mee op. Toch jammer, want als je denkt dat lesgeven misschien iets voor jou zou kunnen zijn, betekent dat niet dat je gelijk twee dagen voor de klas moet staan. Dat kan ook 8 of 10 uur per jaar zijn, dat je een gastles verzorgt. MBO’s en HBO’s vinden het ontzettend leuk om jou eens een uur in de klas te hebben waarbij je vertelt over je ervaringen.’

2020.13.08 - Ype Bote Bonnema (2)

2020.13.08 - Ype Bote Bonnema (2)

Het gaat niet alleen om de techniek
‘Het lesgeven vind ik super. Vooral het contact met de leerlingen vind ik fijn. Dat heb ik echt gemist in de coronaperiode. Online contact is toch echt anders. Als dat voor altijd zou zijn dan weet ik niet of ik dat zou willen. Ik vind het juist leuk om een groep jongens - en een enkel meisje -  in de klas te hebben en daar lekker mee aan de slag te gaan. Wij hebben studenten die van huis uit al wat technisch zijn. Die thuis klussen aan brommers, auto’s etc. Handig genoeg dus maar soms wel wat onbehouwen qua gedrag. Daar mag zo nu en dan wel wat aan bijgeschaafd worden. Dan praat je over: hoe ga je om met je collega’s, en waarom je niet de hele dag op je telefoon moet zitten kijken. Dat soort dingen. De juiste werkhouding is minstens zo belangrijk als het beheersen van de techniek. En het is leuk wanneer je ook verandering in gedrag gaat zien. Ik geef vooral les aan BBL jongens niveau 3, mijn lessen zitten vaak vol.  Ze moeten het gevoel hebben dat er wat te halen is. Ik heb gemerkt dat het goed werkt wanneer je ’s ochtends een theorieles geeft met een opdracht en dat je die dan ’s middags gelijk aftoetst. Wat niet werkt is dat ze een uurtje constructie hebben en daarna een uurtje materiaal. Allemaal theorie en praten. En dat ze dan pas zes weken later daarop getoetst worden. Dan denken ze “dat is pas over zes weken, we hebben het wel even’. Nee, zij moeten het gevoel hebben dat ze elke dag, elke keer als ze er niet zijn iets missen.’

Terugkijkend
Terugkijkend zou Ype wel een paar dingen anders hebben gewild. ‘Ik ben voor mijn gevoel toch een beetje voor de leeuwen geworpen als docent. Ik heb één uurtje meegedraaid met iemand en daarna moest ik het zelf doen. Natuurlijk, als ik vragen had kon ik bij mijn collega’s terecht, maar daar zit het niet in. Je hebt twee banen, je zit overal voor de helft in, je bent niet automatisch van alles op de hoogte. Een halve baan is dan ook geen halve baan. Daar komt altijd nog wel wat extra's bij. Ik kwam halverwege het jaar binnen en verwachtte dat er een planning was en bijbehorend lesmateriaal, powerpoints en opdrachten. Maar zo bleek dat niet te werken. Ik heb alles zelf moeten doen en maken. Het contact met de collega’s was goed. En ik werd ook echt goed opgevangen en begeleid. Maar wel allemaal informeel. Er zat geen structuur in, zal ik maar zeggen. Kijk, je bent een zijinstromer. Daar zijn ze zich ook wel van bewust maar daar houdt het dan ook mee op. Daar moet echt een plan op zitten.’

‘Ik heb het voor mijzelf ook niet makkelijk gemaakt. Want naast de twee banen volg ik ook nog de opleiding PDG (pedagogisch didactisch getuigschrift) aan het ECNO in Leeuwarden. Als ik wist hoe omvattend dat was, dan weet ik niet of ik daar aan begonnen zou zijn. Ik zou het in ieder geval anders gedaan hebben. Dan zou ik minder uren zijn gaan werken. Ik ben nu veel te lang met de opleiding bezig. Dat komt omdat dit een heel ander soort opleiding is dan die ik ooit gevolgd heb. Dit gaat over reflecteren op jezelf bijvoorbeeld. Eigenlijk over allemaal dingen waarvan ik het bestaan niet kende en die je je eigen moet maken. Dat kost veel tijd. Ik zou het logischer vinden als er meer maatwerk zou zijn. Dat je bij de start een gesprek hebt over je ontwikkelpunten en welke stappen je daarin moet zetten en dat daar dan een programma voor wordt gemaakt.’

Tip
‘Het zou goed zijn als er een coördinatiepunt is waar je als een bedrijf kunt aangeven wat je in de aanbieding hebt voor scholen. Bijv. een excursie, een open dag of een gastles. Daarmee krijg je de wisselwerking onderwijs – bedrijfsleven op gang. Bij het arbeidsmarktplatform Súdwest Fryslân hebben we het daar wel eens over gehad. Er zijn heel veel bedrijven en we weten van elkaar best wel een beetje wat iedereen in huis heeft, maar niet alles. Door zoiets kun je als bedrijf het onderwijs iets aanbieden waar vraag naar is en waar je zelf profijt van hebt. En daarnaast heb je de medewerkers die het leuk vinden om hierbij betrokken te worden ook iets te bieden.’

Het gaat niet alleen om de techniek
‘Het lesgeven vind ik super. Vooral het contact met de leerlingen vind ik fijn. Dat heb ik echt gemist in de coronaperiode. Online contact is toch echt anders. Als dat voor altijd zou zijn dan weet ik niet of ik dat zou willen. Ik vind het juist leuk om een groep jongens - en een enkel meisje -  in de klas te hebben en daar lekker mee aan de slag te gaan. Wij hebben studenten die van huis uit al wat technisch zijn. Die thuis klussen aan brommers, auto’s etc. Handig genoeg dus maar soms wel wat onbehouwen qua gedrag. Daar mag zo nu en dan wel wat aan bijgeschaafd worden. Dan praat je over: hoe ga je om met je collega’s, en waarom je niet de hele dag op je telefoon moet zitten kijken. Dat soort dingen. De juiste werkhouding is minstens zo belangrijk als het beheersen van de techniek. En het is leuk wanneer je ook verandering in gedrag gaat zien. Ik geef vooral les aan BBL jongens niveau 3, mijn lessen zitten vaak vol.  Ze moeten het gevoel hebben dat er wat te halen is. Ik heb gemerkt dat het goed werkt wanneer je ’s ochtends een theorieles geeft met een opdracht en dat je die dan ’s middags gelijk aftoetst. Wat niet werkt is dat ze een uurtje constructie hebben en daarna een uurtje materiaal. Allemaal theorie en praten. En dat ze dan pas zes weken later daarop getoetst worden. Dan denken ze “dat is pas over zes weken, we hebben het wel even’. Nee, zij moeten het gevoel hebben dat ze elke dag, elke keer als ze er niet zijn iets missen.’

Terugkijkend
Terugkijkend zou Ype wel een paar dingen anders hebben gewild. ‘Ik ben voor mijn gevoel toch een beetje voor de leeuwen geworpen als docent. Ik heb één uurtje meegedraaid met iemand en daarna moest ik het zelf doen. Natuurlijk, als ik vragen had kon ik bij mijn collega’s terecht, maar daar zit het niet in. Je hebt twee banen, je zit overal voor de helft in, je bent niet automatisch van alles op de hoogte. Een halve baan is dan ook geen halve baan. Daar komt altijd nog wel wat extra's bij. Ik kwam halverwege het jaar binnen en verwachtte dat er een planning was en bijbehorend lesmateriaal, powerpoints en opdrachten. Maar zo bleek dat niet te werken. Ik heb alles zelf moeten doen en maken. Het contact met de collega’s was goed. En ik werd ook echt goed opgevangen en begeleid. Maar wel allemaal informeel. Er zat geen structuur in, zal ik maar zeggen. Kijk, je bent een zijinstromer. Daar zijn ze zich ook wel van bewust maar daar houdt het dan ook mee op. Daar moet echt een plan op zitten.’

‘Ik heb het voor mijzelf ook niet makkelijk gemaakt. Want naast de twee banen volg ik ook nog de opleiding PDG (pedagogisch didactisch getuigschrift) aan het ECNO in Leeuwarden. Als ik wist hoe omvattend dat was, dan weet ik niet of ik daar aan begonnen zou zijn. Ik zou het in ieder geval anders gedaan hebben. Dan zou ik minder uren zijn gaan werken. Ik ben nu veel te lang met de opleiding bezig. Dat komt omdat dit een heel ander soort opleiding is dan die ik ooit gevolgd heb. Dit gaat over reflecteren op jezelf bijvoorbeeld. Eigenlijk over allemaal dingen waarvan ik het bestaan niet kende en die je je eigen moet maken. Dat kost veel tijd. Ik zou het logischer vinden als er meer maatwerk zou zijn. Dat je bij de start een gesprek hebt over je ontwikkelpunten en welke stappen je daarin moet zetten en dat daar dan een programma voor wordt gemaakt.’

Tip
‘Het zou goed zijn als er een coördinatiepunt is waar je als een bedrijf kunt aangeven wat je in de aanbieding hebt voor scholen. Bijv. een excursie, een open dag of een gastles. Daarmee krijg je de wisselwerking onderwijs – bedrijfsleven op gang. Bij het arbeidsmarktplatform Súdwest Fryslân hebben we het daar wel eens over gehad. Er zijn heel veel bedrijven en we weten van elkaar best wel een beetje wat iedereen in huis heeft, maar niet alles. Door zoiets kun je als bedrijf het onderwijs iets aanbieden waar vraag naar is en waar je zelf profijt van hebt. En daarnaast heb je de medewerkers die het leuk vinden om hierbij betrokken te worden ook iets te bieden.’