18 november 2021

Meiden presteren beter in natuurwetenschappelijke vaardigheden

Eén van de veel voorkomende mythes is dat meiden minder aanleg voor bètatechniek hebben dan jongens. Dit is NIET WAAR. Dit blijkt uit internationaal onderzoek. Waar Nederlandse meiden voor de exacte vakken in het verleden minder goed presteerden dan jongens, zijn jongens vanaf 2009 niet meer beter in natuurwetenschappen dan meiden.

De vaardigheden van jongens en meiden in natuurwetenschappen worden elke drie jaar gemeten door PISA (Programme for International Student Assessment). Dat is een grootschalig internationaal vergelijkend onderzoek, dat wordt uitgevoerd door de OESO.

In 2018 zijn de prestaties in natuurwetenschappen van jongens erop achteruitgegaan, terwijl die van meiden gelijk gebleven zijn. Dit betekent dat meiden momenteel dus beter presteren in natuurwetenschappelijke vaardigheden dan jongens.

Tp Grafiek Pisa Web

Verschillen
Er zijn in dit onderzoek wel enkele verschillen te zien. Zo zijn meiden beter in het identificeren van exacte problemen (wiskunde) en kunnen jongens iets beter natuurkundige fenomenen uitleggen. Maar, verschillen staan niet vast. Hersenen kunnen veranderen en leren, het brein is namelijk plastisch. Dat betekent dat de omgeving van invloed is op de ontwikkeling van de hersenen. Uit een ander onderzoek is bijvoorbeeld naar voren gekomen dat wanneer meiden extra oefenen met ruimtelijke oriëntatie, verschillen in ruimtelijk inzicht ten opzichte van jongens verdwijnen. Ook blijkt uit onderzoek dat er genetisch gezien nauwelijks aanleg voor ‘alfa’ of ‘bèta’ is; iemand die goed is in het ene, is meestal eveneens goed in het andere. En daarbij blijken er al helemaal geen verschillen tussen jongens en meiden te bestaan. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat uit verscheidene onderzoeken naar voren is gekomen dat er tussen meiden onderling minder variatie is in vaardigheden (meer prestaties rondom het gemiddelde) dan bij jongens (die scoren vaker extreem hoog of laag).

Ontwikkeling van het brein
Het brein ontwikkelt zich door stimulatie, de omgeving waarin iemand opgroeit en leeft. Het gegeven dat het aandeel van meiden en vrouwen in bètatechniek zeer verschillend is in verschillende landen, geeft aan dat sociaal-culturele aspecten eerder bepalend zijn voor keuzes van vrouwen dan eventuele biologische breinverschillen. Daarbij speelt ook mee hoeveel vertrouwen iemand heeft in zijn of haar capaciteiten om het te leren. En wat bij een keuze natuurlijk ook heel belangrijk is, is iemands enthousiasme en interesse. Natuurlijk is de omgeving daarop van grote invloed.

Nederland scoort laag
Helaas zien we dat nou juist op het enthousiasme-aspect Nederland behoorlijk laag scoort in het PISA-onderzoek. Zowel de Nederlandse jongens als de meiden lijken weinig interesse te hebben in natuurwetenschappen in vergelijking met andere landen. Terwijl de scores op vaardigheden van Nederlandse jongeren juist bovengemiddeld zijn. Dus: het talent is er! Nu nog een extra zet om het enthousiasme aan te wakkeren.

Het PISA-onderzoek 2018 vind je hier.

Meer over cijfers, trends en onderzoek vind je in de monitor Techniekpact