Instroom
Om aan de groeiende behoefte naar technisch geschoold personeel te kunnen voldoen zal de keuze voor een technische opleiding vaker moeten worden gemaakt.
Doekle Terpstra ©TP
Voor goed onderwijs is het belangrijk dat scholen over voldoende en kwalitatief sterke docenten beschikken. Onderwijs en bedrijfsleven zetten zich in voor het aantrekken en opleiden van goede docenten en het professionaliseren van docenten. In dit artikel twee perspectieven op dit onderwerp: Doekle Terpstra, voorzitter van Techniek Nederland en Jamila de Jong en Reina Kuiper van het Food Valley Netwerk VO-HO delen hun kijk op hybride docenten en docentprofessionalisering.
‘In 2013 stond het er slecht voor’, begint Doekle Terpstra. Tegenwoordig is hij voorzitter van Techniek Nederland, de ondernemersorganisatie voor de installatiebranche en de technische detailhandel. Tussen 2014 en 2018 was Terpstra aanjager van het Techniekpact. Hij is dus zeer goed ingevoerd. ‘We zijn begonnen om meer instroom te realiseren van technici. Technici vormen de ruggengraat van de samenleving. Ze zijn onmisbaar om de grote maatschappelijke opgaven het hoofd te bieden: de energietransitie, modernisering van onze infrastructuur en mobiliteit en innovaties in de zorg zijn ondenkbaar zonder technisch opgeleide mensen. Daarom formuleerden we in het begin van het Techniekpact de doelstelling dat we nastreven dat 4 op de 10 leerlingen/studenten naar een technische opleiding gaat.’
Reina Kuiper en Jamila de Jong (r) ©TP
Hybride docenten
‘Meer studenten betekent ook een (groter) tekort aan docenten. Daarom hebben we het concept van de hybride docent bedacht; om mensen uit de beroepspraktijk in te zetten in het onderwijs. In 2015 zijn we daarmee begonnen. Het hybride docentschap heeft meer voordelen dan alleen het verhogen van het aantal docenten voor de klas. Studenten zitten dichter op de praktijk en krijgen de laatste technische inzichten vanuit die praktijk mee. Bovendien zijn hybride docenten een impuls voor het aanpassen van het curriculum aan de eisen van de beroepspraktijk. Ik krijg vaak te horen vanuit het bedrijfsleven dat bedrijven vinden dat de studenten die van school komen niet direct inzetbaar zijn. Als hybride docent kunnen ook zij ervoor zorgen dat dit wel het geval is.’
Het is een van de successen van het Techniekpact constateert een enthousiaste Terpstra. ‘We zijn begonnen met 18 geïnteresseerden voor het scholingstraject hybride techniekopleiders, nu zijn er 200. Met nog zo’n zelfde aantal in opleiding komen we binnen een paar jaar uit op 300 à 400 mensen in een hybride arbeidsrelatie. Geweldig dat dit op deze schaal gebeurt. Daarbij hebben we wel direct gezegd dat we geen concessies doen aan de vereiste didactische en pedagogische vaardigheden. Die moeten op orde zijn als een vakman voor de klas staat. Docent zijn is een vak. Als je geen opleiding wilt volgen dan ben je misschien niet geschikt voor dat vak.’
Scheikunde in de praktijk
Ook Jamila de Jong, voorzitter van de regionale VO-HO netwerken, ziet het concept van hybride docenten als een goed idee. Het draagt ook bij aan docentprofessionalisering, een onderwerp waar zij zich voor inzet in het VO-HO netwerk. Jamila de Jong vertelt: ‘We startten in 2014 met STEM-Teacher Academy dat aansloot bij de doelstellingen van het Techniekpact. Een van onze ambities was om onderwijs beter te verbinden met het bedrijfsleven. We wilden de beroepspraktijk naar de klas halen. Dan is het logisch om bij docenten en bij het curriculum te beginnen. Door verbindingen te maken tussen de leerstof en het bedrijfsleven laten we in de praktijk zien wat er met al die emulsies uit de scheikundeles in de praktijk gebeurt. Zo ontstaat een logische link tussen onderwijs en praktijk, zichtbaar en herkenbaar voor leerlingen en docenten. Een hybride docent staat natuurlijk al midden in die beroepspraktijk en is dan ook een waardevolle schakel tussen onderwijs en bedrijfsleven.’
Docent ontwikkelteams
Reina Kuiper is projectleider docenten bij Food Valley Netwerk VO-HO. Dit netwerk inspireert docenten om innovatieve kennis uit het domein “gezonde voeding en leefomgeving” toe te passen in de klas. Kuiper vult het verhaal van De Jong aan. ‘Ik kijk naar docentprofessionalisering in bredere zin’, vertelt ze. ‘In het Food Valley Netwerk VO-HO doen we dat met Docent Ontwikkelteams (DOT’s), leergemeenschappen van 10 tot 15 docenten waar één of meer experts aan verbonden zijn. Voor vo-docenten is het vaak een grote stap om bedrijven te benaderen. Een hybride docent of een zij-instromer kan een handige schakel zijn bij het meer en beter betrekken van het bedrijfsleven bij het onderwijs. Zij-instromers nemen vaak een vernieuwende kijk op didactiek mee, geïnspireerd vanuit de praktijk, maar worstelen soms nog met de strakke structuur van kerndoelen en exameneisen. In een DOT zie je dat docenten elkaar aanvullen en de opgedane kennis ook weer meenemen naar de rest van hun team.’ ‘Hele secties hebben daar profijt van’, voegt De Jong toe.
Crisis en contextueel leren
Nu de eerste stip op de horizon bereikt lijkt te zijn is het verleidelijk om vooruit te kijken. Door de coronacrisis is dit echter nog lastiger dan voorheen, constateert Doekle Terpstra. ‘Het is te vroeg voor uitspraken over corona op termijn. De krapte voor technici zal echter blijven, ook in en na een economische crisis. Want de klimaatopgave blijft bestaan en datzelfde geldt voor de ontwikkelingen rond digitalisering. Wij hebben nu een tekort van 20.000 arbeidsplaatsen in onze sector. Wellicht dat dit iets afneemt. Maar de opgave blijft en de vraag ook.’ Ook het onderwijs zal mee moeten blijven schuiven zegt Jamila de Jong om te blijven voldoen aan de vraag naar praktisch opgeleide mensen, maar ook om aan te blijven sluiten bij de veranderende manieren van leren. ‘Dat onderwijs wordt al steeds beter en rijker. Het belang van contextueel leren neemt daarbij verder toe. Studenten en leerlingen hebben behoefte om te weten waarom ze iets leren en wat ze ermee kunnen. Een duidelijke koppeling met de beroepspraktijk is daarvoor noodzakelijk. Door die praktijk de klas in te halen wordt het onderwijs interessanter en wekken we daarnaast interesse voor die beroepen.’