Marjolein Schooneman en Pieter van Ierland

2 mei 2022

'Gebruik de bestaande regionale infrastructuur'

De krapte op de arbeidsmarkt is groot. Op allerlei vlakken en in vrijwel alle regio’s proberen partijen het tij te keren. Zo ook in Brabant. Onder de vlag “Pact Brabant” werken regionale stakeholders aan het toekomstbestendig maken van het Noord-Brabantse onderwijs, de economie en de arbeidsmarkt. Het platform “Brabant leert” zorgt hierbij voor bij- en omscholing van werkenden. Marjolein Schooleman, Procesmanager Kennis voor Brabant & Strateeg Talentontwikkeling bij de Provincie Noord-Brabant en Peter van Ierland van Onderwijsgroep Tilburg en verantwoordelijk voor Kennispact MBO Brabant, delen de Brabantse ervaringen en geven tips aan het kabinet.

De ambities van Brabant Leert, weergegeven op de website, liegen er niet om: “Brabant Leert geeft direct en onbeperkt toegang tot cursussen, trainingen en opleidingen voor alle inwoners van de provincie Noord-Brabant. Het gros van het aanbod is gratis met behulp van diverse landelijke regelingen waaronder NL Leert Door met sectoraal maatwerk.” Marjolein Schooleman: ‘Twee jaar geleden startten we met Brabant Leert. Toen de coronacrisis uitbrak ging onze provincie als eerste op slot. We zijn toen aan de slag gegaan met het thema leven lang ontwikkelen in brede zin onder de regie van de provincie. De crisis zorgde voor een versnelling van alle plannen die rondom het onderwerp bestonden.’

Infrastructuur
Het aantal partners binnen Brabant Leert is groot: Provincie Noord-Brabant, Leerwerkloketten, VNO-NCW Brabant Zeeland, Edubookers, FNV, CNV, Noordoost Brabant Werkt, Midpoint Brabant, Brainport Eindhoven, West Brabant werkt aan morgen, Regio Helmond/de Peel, het Kennispact MBO, Fontys, Avans, HAS, BUas, Tillburg University en TU/e. Voor Marjolein Schooleman en Peter van Ierland schuilt in die lange lijst van partners de kracht van de samenwerking. Peter van Ierland: ‘Iedereen doet mee. In Brabant hebben we vol ingezet op die infrastructuur. Binnen die structuur weten we elkaar makkelijk te vinden, koppelen we partijen aan elkaar en verwijzen we iedereen door naar het juiste loket.’ Door de expertises van de partners in te zetten lukt het ook om de doelgroep te vinden en te bedienen, ook de praktisch geschoolde doelgroep. Schooleman: ‘Het mbo in de regio is daarbij een belangrijke partner maar ook particuliere opleidingsinstellingen als Mikrocentrum betrekken we.’ Van Ierland vult aan: ‘Het beroepsonderwijs in de regio heeft contacten met letterlijk duizenden bedrijven in Brabant, waar bol’ers stagelopen en bbl’ers werken. Die relaties en verbanden zijn er al en die gebruiken we dus ook.’

Energietransitie
De tekorten vereisen een andere kijk op de arbeidsmarkt, maar eigenlijk op de hele toekomst van werk benadrukt Schooleman: ‘Sectoren moeten het werk slimmer organiseren om met digitalisering en automatisering arbeidsmarkttekorten om te gaan, dat doen ze natuurlijk ook al. Maar dan nog blijft bijscholen van mensen nodig én het opleiden van nieuwe mensen ook. Zeker voor een uitdaging als de energietransitie hebben we veel extra vakmensen nodig en vakmensen met extra, deels nieuwe skills.’ Peter van Ierland vult aan: ‘Brabant breed hebben we 10.000 mensen nodig voor de energietransitie alleen. Dat werk moet straks ook worden gedaan door kleine installateurs, die nu soms nauwelijks nog bezig zijn met het plaatsen van warmtepompen omdat ze de kennis daarvoor (nog) niet hebben. Om- en bijscholen is belangrijk voor de economie als geheel en voor alle individuele bedrijven daarbinnen. Bedrijven zien dat ook, maar voor kleine bedrijven is bij- en omscholing lastig te organiseren. De Techniekcoalitie die in West en Midden-Brabant werkt aan leven lang ontwikkelen en toekomstgerichte competenties in de techniek benadert daarom juist deze kleine bedrijven proactief. Door bedrijfsbezoeken af te leggen wordt hun specifieke (opleidings)vraag helder en is maatwerk mogelijk. Uit deze gesprekken komt duidelijk naar voren dat er behoefte is aan korte scholingstrajecten, die werknemers zoveel mogelijk plaats- en tijdsonafhankelijk kunnen volgen. Het aanbod richten we daarop in: niet alleen theoretische opleidingen, cursussen en trainingen maar ook praktische vaardigheidstrainingen binnen en buiten het bedrijf. Diezelfde matching van vraag en aanbod staat ook centraal in het Kennispact MBO Brabant. Het is en blijft cruciaal dat het aanbod aansluit op de vraag en niet andersom. Dat lijkt misschien een open deur, maar het gebeurt helaas nog te vaak wel andersom.’

Versnippering
Van Ierland constateert dat leven lang ontwikkelen inmiddels meer dan ooit op de kaart staat. Ook het kabinet heeft het concept omarmd en heeft er in het coalitieakkoord 400 miljoen euro voor vrijgemaakt. Hij heeft wel tips over hoe dit bedrag in te zetten. ‘Den Haag bedenkt veel oplossingen. Maar niet altijd zijn de goede uitvoeringsinstanties betrokken of er worden juist nieuwe instanties voor opgericht, die vanaf nul moeten beginnen. Kijk naar het STAP-budget, dat bedoeld is voor werkenden. Daar heeft UWV een uitvoerende rol in terwijl UWV gewend is om te werken met en voor (uitkeringsgerechtigde) werkzoekenden en niet met werkenden. Voor mensen die STAP-subsidies aanvragen is UWV dan ook niet de meest logische partner.’ Schooleman noemt de versnippering van landelijke budgetten een knelpunt.  ‘Er is veel versnippering en verkokering. Bij een onderwerp als leven lang ontwikkelen zijn drie ministeries betrokken: SZW, OCW en EZK. Breng de middelen bij elkaar en geef daar juist met couleur locale invulling aan. Geld is het probleem niet, dat is er voldoende. Maar het gaat erom dat het doelmatig wordt besteed door partijen die weten waar het naartoe moet. Daar maken we ons vanuit onze regio ook sterk voor, via het IPO (Interprovinciaal Overleg) en in gesprekken met de verantwoordelijke ministeries. Vanuit VNO-NCW klinkt ditzelfde geluid: gebruik de bestaande (regionale) infrastructuur en de contacten die er al zijn. Dat is veel efficiënter dan nieuwe organisaties, nieuwe websites en verbanden oprichten of landelijke organisaties gebruiken, die daarvoor eigenlijk niet geschikt zijn.’