Instroom
Om aan de groeiende behoefte naar technisch geschoold personeel te kunnen voldoen zal de keuze voor een technische opleiding vaker moeten worden gemaakt.
Verspreid over Nederland hebben er het afgelopen jaar vijf pilots rondom hybride docentschap plaats gevonden. De conclusies van de pilots zijn verrassend vergelijkbaar. Hybride docenten zijn zeer waardevol voor het onderwijs, zo blijkt wederom. Het concept wint bovendien aan bekendheid bij het bedrijfsleven. Dat is echter niet altijd onverdeeld enthousiast als het gaat om het daadwerkelijk beschikbaar stellen van werknemers. Wil de hybride docent echt op grote schaal doorbreken, dan zijn er nog wat hordes te nemen, moet de conclusie zijn.
Te beginnen bij het goede nieuws: de projectleiders van de vijf pilots geloven onverminderd in de meerwaarde van hybride docenten. De pilots van het afgelopen half jaar hebben ook geholpen om de bekendheid van het concept verder te vergroten, met name bij het bedrijfsleven. Wat inmiddels wel duidelijk is: dé hybride docent bestaat niet. Het scala loopt van praktijkondersteuner, via hybride light tot volwaardig (hybride) docent. Die verscheidenheid is ook noodzakelijk. Alleen met maatwerkoplossingen is de afstand tussen onderwijs en bedrijfsleven echt te overbruggen.
Bruggen bouwen
Veel onderwijsinstellingen willen graag een hybride docent inzetten, maar verbinden daar voorwaarden aan. Dit werpt een drempel op voor (werknemers van) bedrijven. Een belangrijke aanbeveling uit alle pilots: maak de drempel, zeker in het begin, niet te hoog. Scholen streven naar langdurige inzet van een werknemer, die bevoegd is om les te geven en twee jaar lang meerdere dagen in de week beschikbaar is. Bedrijven willen vaak een werknemer niet meer dan een half jaar voor maximaal één dag in de week missen. Rianne Jaspers, projectleider van de pilot “Hybride docenten voor de toekomst van de maak- en onderhoudsindustrie”, binnen het Noord-Hollandse Techport-netwerk: ‘Directeuren en HR-managers zijn vaak wel te porren voor het leveren van docenten. Maar lijnmanagers of mkb’ers, die dichter op de productie zitten, zeggen; dit kost me geld, de schoorsteen moet roken. We moeten de verschillende belangen en verwachtingen van onderwijs en bedrijfsleven in de gaten houden en bruggen bouwen.’
Flexibiliteit
Andere zaken die nodig zijn om de inzet van het aantal vakmensen als hybride docent te vergroten, zijn samen te vatten in twee woorden: flexibiliteit en financiering, zo leren de pilots. Als het gaat om flexibiliteit is vooral het onderwijs aan zet. Emile Schütte verantwoordelijk voor de pilot “Hybride Docenten Oost Nederland” en werkzaam bij Hogeschool Windesheim in Zwolle: ‘Het onderwijs is vaak curriculum gestuurd. Wat volgens mij nodig is, is een minder strak keurslijf van dit curriculum, meer (kortdurende) modules. Dan zijn hybride docenten makkelijker in te passen.’ Een mogelijke flexibele oplossing komt uit Eindhoven: hybride light. Mieke Zijlstra projectleider van de pilot Hybride Tech Docenten: samenwerking mbo en mkb”: ‘Hybride light behelst hybride docenten die 4-8 uur in de week, en heel goed begeleid, in het onderwijs werkzaam zijn. Vooraf investeren zodat verwachtingen helder zijn is daarbij cruciaal. Als alle praktische zaken op tijd en goed geregeld zijn, verloopt het hele traject veel soepeler.’
Teamniveau
Een andere vorm van flexibiliteit is een aangepaste rol van een hybride docent binnen (de docententeams van) een school. Daarbij valt te denken aan een rol als praktijkopleider of hybride technisch medewerker. Ook raden verschillende projectleiders aan om niet individueel maar op teamniveau naar vereiste kennis, vaardigheden en competenties te kijken. Lucie Saxton van de Rotterdamse STC-Group, verantwoordelijk voor de pilot “De Hybride Docent, duurzame inzet in de maritieme sector”. ‘Je kunt dan gerichter op zoek naar een hybride medewerker omdat je weet wat iemand aan een team toe kan of moet voegen.’ Lucie Saxton droomt ook van de inzet van hybride docenten ‘boven formatie’. De hybride docent als extra kers op de taart. ‘Scholen zijn dan niet afhankelijk van een externe medewerker die, als de nood aan de man is, (noodgedwongen) de voorkeur geeft aan het bedrijf waar hij werkzaam is.’
Financiering
Dit soort wensen brengen financiering in beeld, het tweede knelpunt. Deels kan dit ook worden opgelost door meer flexibiliteit, door flexibel om te gaan met regelgeving. Door de inzet van zzp’ers als hybride docent overal toe te staan. Of bij detacheringsconstructies geen btw in rekening te brengen. Maar naast het verruimen van wet- en regelgeving achten de projectverantwoordelijken ook (extra) geld nodig. Paula Kager van de pilot “Hybride docenten Cybersecurity”: ‘In de pilot waarvan ik de projectleider was gaven bedrijven regelmatig aan dat het leveren van docenten te veel declarabele uren kost. Ook alternatieve vormen van samenwerking kosten vaak veel tijd en daarmee geld. Zelfs iets ogenschijnlijk eenvoudigs als het maken van een opdracht voor studenten op basis van een praktijkcasus kost al gauw 60 uur.’
Structurele borging
Voor de structurele inzet van hybride docenten, is ook structureel geld nodig. Geld dat de salarisverschillen tussen het onderwijs en het bedrijfsleven overbrugt bijvoorbeeld. Met name in de technieksector zijn de salarisverschillen tussen bedrijfsleven en onderwijs aanzienlijk. Vaak kijken bedrijf en school bij de bekostiging van hybride docenten naar elkaar: beide partijen vinden veelal dat de ander moet bijpassen. Extra financiële ondersteuning kan ook worden ingezet voor het mogelijk maken van grotere teams, met boventallig formaties. Al lijken beide opties niet heel realistisch. Geld voor die doelen zien de projectleiders in elk geval niet snel komen.
Randvoorwaarden creëren
Wat wel gezien wordt als een realistisch scenario is overheidsfinanciering voor het behalen van een lesbevoegdheid, een PDG of BDB door een potentiële hybride docent. Of het vergoeden van de tijd die het kost om die bevoegdheid te halen. Structureel geld hoeft overigens geen nieuw of extra geld te zijn. Uit de Haagse pilot kwam bijvoorbeeld het idee naar boven voor het samenvoegen van versnipperde subsidies in een innovatiefonds en individuele leerpotjes per student. Een laatste kritische nabrander komt van Leon Maas, betrokken bij de pilot van de STC-Group: ‘Vaak is er sprake van met de mond belijden van de hybride docent. Iedereen vindt het een goed idee. Maar we moeten de randvoorwaarden creëren om te zorgen dat het echt een succes wordt. Het helpt enorm als er structureel middelen beschikbaar komen voor meerjarige afspraken tussen onderwijs en bedrijfsleven.’