30 juni 2023

352 miljoen gereserveerd voor NGF-voorstel "Investeren in het talent van de toekomst"

Vandaag zijn door het kabinet de toekenningen voor de derde ronde van Nationaal Groeifonds bekend gemaakt. Het volledig aangevraagde bedrag voor het voorstel "Investeren in het talent van de toekomst" is geresereerd. Met dit voorstel moet een impuls aan (bèta)techniek in het funderend onderwijs worden gegegeven. 

Erkenning van urgentie
Dat het kabinet - op advies van de commissie van het Nationaal Groeifonds - heeft besloten om de volledige 352 miljoen euro voor het voorstel “Investeren in het talent van de toekomst” te reserveren, is een mooi resultaat. De commissie geeft hiermee aan dat zij het grote belang van het voorstel - om alle leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs hun talent voor technologie te laten ontdekken - erkennen en dat het plan daartoe aangescherpt kan worden.

Pieter Moerman, directeur PTvT: 'Dit is goed nieuws. Het betekent dat we door mogen en het plan nog beter kunnen maken. De commissie erkent de noodzaak en urgentie van het tekort aan bètatechnisch talent en wij zien de aandachtspunten dan ook als een aansporing om verder te gaan. Het plan dat veel ondersteuning van landelijke en regionale partners heeft gekregen, gaan we de komende maanden met de partners aanscherpen. We verwachten daarmee de commissie te overtuigen, zodat we de komende jaren elke jongere kunnen inspireren met de mogelijkheden en hun talent voor technologie.'

Vervolg
Het voorstel was ingediend voor de derde ronde van het Nationaal Groeifonds door de ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en van Economische Zaken en Klimaat (EZK), met Platform Talent voor Technologie (PTvT) als penvoerder. In haar rapport geeft de NGF-commissie aan dat het tekort aan (bèta)technisch talent een belangrijk probleem is en dat zij gezien het belang van het thema een reservering maken. Dit betekent dat het plan op verschillende onderdelen verdere uitwerking of onderbouwing vereist. De commissie vraagt de indieners om vooral meer inzicht te geven in: 

  • Waar de grootste kansen liggen op regionaal en lokaal niveau. Waar gaat het goed, wat zijn best practices en waar gaat het nog niet zo goed en kunnen (meer) activiteiten ontwikkeld worden. Ook moet helder zijn wat voor type activiteiten worden gefinancierd en hoe het bedrijfsleven betrokken is.
  • De te bereiken KPI’s zoals aantal studenten, uren onderwijs en de keuzes voor bèta technische profielen en vervolgonderwijs.

Verder geeft de commissie aan dat er een integrale aanpak nodig is vanuit OCW hoe (bèta)technisch onderwijs gestimuleerd gaat worden via onder andere aanpassingen in het curriculum en de eindtoets. De commissie vraagt de indieners  een nieuw plan in te dienen waarbij nog duidelijker wordt wat het plan vernieuwend maakt ten opzichte van eerdere initiatieven.